Bovenlokale cultuurprojecten / vernieuwing: meerwaarde of drempel?
OP/TIL werkt dit jaar, in 2023, aan een landschapstekening van het bovenlokale cultuurveld. We proberen daarbij een beeld te schetsen van de praktijken en dynamieken die aanwezig zijn binnen die bovenlokale culturele ruimte.
We maken onder andere een profielschets van de organisaties die de trekkers zijn van de bovenlokale cultuurprojecten.
We doen dit aan de hand van enkele belangrijke elementen uit het decreet. In dit artikel doen we dat aan de hand van het element ‘vernieuwing’ of ‘innovatie’. Maar liefst 9 op de 10 van de goedgekeurde bovenlokale cultuurprojecten zegt ‘vernieuwend of experimenteel’ te zijn.
Wat zegt het decreet daarover en hoe gaan organisaties ermee om? We vroegen het aan Luk Indesteege van het Limburgs Volkskundig Genootschap (erfgoed) en Liza Renders van OPENDOEK (amateurkunsten). Beiden hebben ervaring met bovenlokale cultuurprojecten en het ‘vernieuwend’ element.
Wat zegt het decreet over ‘vernieuwing’?
Ingediende projecten binnen het decreet Bovenlokale Cultuurwerking moeten voldoende ‘vernieuwend’ zijn. Of dat is in elk geval hoe indieners het vaak interpreteren.
Het decreet zelf geeft aan dat het ‘innovatie en experiment wil stimuleren, maar dat dit geen verplichting is’. De nuance zit vooral in het feit dat het decreet geen al bestaande of terugkerende initiatieven wil ondersteunen. Zo staat er in de begeleidende nota dat al gesubsidieerde projecten die na afloop een doorstart willen maken, net als terugkerende initiatieven (zoals festivals), voldoende nieuwe elementen moeten bevatten.
Dit vertaalt zich ook in de beoordeling, waar je kan zien dat projecten worden afgekeurd met het argument dat ze niet vernieuwend genoeg zijn.
Hoe gaan Luk en Liza om met het element ‘vernieuwing’?
Zowel Luk als Liza vinden innovatie een belangrijk element binnen hun projecten. Toch hebben ze enkele kritische bedenkingen bij de beoordeling ervan binnen een dossier voor een bovenlokaal cultuurproject.
“Het is vaak moeilijk om bepaalde ambachten of tradities in stand te houden via de projectoproep”, voert Luk aan, “omdat die nu eenmaal oud zijn en per definitie niet vernieuwend.” Het hanteren van deze maatstaf dwingt erfgoedspelers in een keurslijf.
Maar los van dit keurslijf betreurt hij nog het meest het wegvallen van structurele werkingsmiddelen vanuit de provincie. Want dit maakt het voor veel verenigingen moeilijk om hun basiswerk te doen.
Luk: “Verenigingen die bovenlokaal werken, hebben enkel nog maar deze projectmiddelen, en ze moeten zich dan steeds in bochten wringen om innovatief uit de hoek te komen, daar hebben ze geen tijd en middelen voor”.
Liza beaamt dat het uitschrijven van een project dat ‘vernieuwend’ is (en dus niet tot je reguliere werking mag behoren), vaak bovenop je regulier werk komt. In die zin is dat een grote inspanning voor kleinere vzw’s die vaak geen personeel hebben. Dat gebrek aan tijd en middelen om vernieuwende projecten uit te schrijven werkt een ‘Mattheus-effect’ in de hand, waarbij spelers die veel ervaring hebben met dossiers erin slagen aan de verwachtingen te voldoen, en dus de middelen binnenhalen. Terwijl kleine vzw’s die vaak extra middelen nodig hebben ernaast grijpen.
Liza: “Misschien kan ‘vernieuwend’ wat ruimer geïnterpreteerd worden, zoals in ‘vernieuwend voor de organisatie zelf’ eerder dan voor de sector. Zo kunnen kleinere vzw’s die open staan voor experiment en innovatie, binnen hun eigen context eerder dan in het veld, toch gehonoreerd worden.”
Beoordelen op maat van de organisatie?
Zowel Liza als Luk vinden het belangrijk dat een dossier op schaal van de vzw zelf beoordeeld wordt. Dat een aangekondigde light-versie van de projectoproepen hier een uitkomst kan bieden, vinden beiden dan ook hoopvol.
Maar het blijft wel zo dat het schrijven van goede subsidiedossiers, geen evidentie is. “Kleine vzw’s zou men meer moeten kunnen bijsturen, men zou hen een soort van innovatiefase kunnen laten doen, maar hen dan ook intenser laten opvolgen door OP/TIL ofzo”, denkt Liza hardop, “dat maatwerk is er voorlopig onvoldoende”.
Luk hoopt dat de IGS’en een belangrijkere rol kunnen spelen voor kleine vzw’s: “Misschien moet de overheid meer middelen geven aan de IGS’en zodat zij kleine vzw’s beter kunnen begeleiden in het schrijven van projectdossiers. Of iets ‘vernieuwend’ is hangt vaak ook af van hoe je het kan verkopen, en daarvoor moet je een goede dossierschrijver zijn”.
Liza erkent het belang van in te zetten op het doorgroeiverhaal van kleine vzw’s die hun eerste projecten indienen: “Kleine vzw’s bestaan vaak uit allemaal vrijwilligers. Als je hoort dat mensen verlof moeten nemen van hun job om een dossier in te dienen, denk je toch ‘dit kan niet de bedoeling zijn’”.
Ook dit is heel herkenbaar voor Luk: “Kleine vzw’s die goed bovenlokaal werk doen, bloeden dood door een gebrek aan structurele doorgroeimogelijkheden. Al hun tijd en energie kruipt in het schrijven en opvolgen van projectdossiers. Terwijl ze daarnaast nog een reguliere werking hebben zonder middelen.”
Misschien kijken we ook teveel naar deze projectoproep voor het oplossen van alle problemen, maar is er meer nodig. Je kan immers niet alles opvangen met dit decreet.
Dat erkennen beiden, en Liza voegt er aan toe: “Voor deze subsidielijn moeten projecten vernieuwend zijn, dat begrijp ik. Maar wat erna? Ook daar moet ruimte voor zijn. Als je subsidie na 3 jaar wegvalt, maar je een waardevol project had met meer potentieel, is er niets om dat verder op te vangen. Dat is jammer. Er kan nagedacht worden over een fonds of over begeleidingstrajecten of dergelijke meer. Iets om de projecten na hun innovatiefase toekomst te bieden.” Lukt vult aan: “Vernieuwing is belangrijk, maar duurzaamheid evenzeer. Beide moeten in evenwicht zijn.”
“Vernieuwing is belangrijk, maar duurzaamheid evenzeer. Beide moeten in evenwicht zijn.”
Het mag alvast duidelijk zijn dat het binnen het veld niet ontbreekt aan interessante ideeën om op verder te bouwen. Als OP/TIL pennen we die vlijtig neer en prikkelen ze ons om er verder mee aan de slag te gaan. We kijken dan ook uit naar verdere bevindingen uit de landschapstekening, en delen deze graag met jullie in deze reeks artikelen.