19 culturele netwerken, met unieke kenmerken én gedeelde uitdagingen
oktober 2020 — Sinds januari 2020 werken 19 erkende intergemeentelijke samenwerkingsverbanden aan meer cultuur. Over de grenzen van gemeenten, sectoren en disciplines heen. Tijd voor een uitgebreide voorstelling van deze groep, hun uitdagingen én ambities.
Decreet Bovenlokale Cultuurwerking
Vlaanderen kende de afgelopen jaren een aantal bestuurlijke veranderingen met invloed op verschillende beleidsdomeinen: meer autonomie voor lokale besturen, minder bevoegdheden voor de provincies, gemeentefusies … Het decreet op de Bovenlokale cultuurwerking speelde in op deze recente ontwikkelingen met onder andere een subsidielijn voor intergemeentelijke samenwerkingen (IGS) rond cultuur.
Eind 2019 werden op dit decreet 19 aanvragen voor werkingssubsidies voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden ingediend. Allen kregen ze subsidie om vanaf 2020 een regierol op te nemen als verbinder en facilitator van het bovenlokale veld in hun regio.
Enkele weetjes:
- De Vlaamse overheid subsidieert IGS’en cultuur enkel om een regierol op te nemen. Een IGS kan ook een actorrol opnemen. Dan zijn het de lokale besturen die financieren.
- De regierol is een stimulerende en coördinerende rol. De actorrol is een uitvoerende rol, bijvoorbeeld het uitwerken van projecten.
- Een IGS krijgt per werkjaar maximaal 100 000 euro subsidies van Vlaanderen, en dat voor 6 jaar.
- Enkele voorwaarden: Een IGS moet over een rechtspersoon beschikken, bestaan uit minstens 4 omliggende gemeenten en de gemeenten moeten financieel minstens evenveel inbrengen als Vlaanderen.
- Het eerstvolgende indienmoment voor IGS’en is 1 oktober 2025.
Op de kaart
Hoe liggen die 19 samenwerkingsverbanden verspreid op de kaart van Vlaanderen? Ongeveer de helft van de bovenlokale samenwerkingen situeren zich in Oost- en West-Vlaanderen. In Antwerpen zijn er 3 IGS’en met een regierol cultuur, net als in Vlaams-Brabant. In Limburg is er tot nu toe één IGS cultuur binnen het decreet. Tenslotte is er nog één IGS, waarvan het werkingsgebied zich uitstrekt over Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg (projectvereniging De Merode).
Hoewel het decreet de verplichting oplegt om met minimaal 4 gemeenten samen te werken, zien we een groot continuüm aan samenwerkende overheden. De kleinere IGS’en (zoals De Viertoren en De IJzervallei in West-Vlaanderen) bundelen 4 gemeenten, aan het andere uiteinde zien we projectverenigingen met 14 gemeenten (Cultuurregio Pajottenland-Zennevallei).
Samen bundelen deze 19 IGS’en 148 van de 300 Vlaamse gemeenten, samen goed voor 2,9 miljoen inwoners. Opvallend: de grootsteden ontbreken en slechts 4 van de 13 Vlaamse centrumsteden (Kortrijk, Sint-Niklaas, Roeselare en Genk) maken deel uit van een IGS binnen het nieuwe decreet.
Samen bundelen deze 19 IGS’en 148 van de 300 Vlaamse gemeenten, samen goed voor 2,9 miljoen inwoners.
19 werkingen met verschillende historiek
Voorafgaand aan het nieuwe decreet Bovenlokale Cultuurwerking, bestond er een lange traditie van krachten bundelen tussen gemeenten. De aanleiding voor de samenwerking lag bij de meesten op vlak van cultuur, soms bleek ook de bibliotheekwerking, het erfgoed, toerisme of landschap het startpunt.
Het gros van de IGS’en ontstond na het decreet lokaal cultuurbeleid van 2001 waarin voor het eerst ook financiering van een bovenlokaal samenwerkingsverband (afstemming en aanbod cultuurcommunicatie) werd mogelijk gemaakt. Maar ook bij de in 2019 opgestarte IGS’en, bestond er vaak al een (informeel) samenwerkingsverband tussen gemeentelijke diensten (bibliotheken, CC’s … ).
Het nieuwe decreet doorbrak wel de sectorale schotten die er vaak binnen de bestaande samenwerkingen zaten en zorgde voor het samensmelten van bestaande samenwerkingsverbanden tot één geheel van bovenlokale samenwerking op vlak van cultuur.
Het nieuwe decreet doorbrak wel de sectorale schotten en zorgde voor het samensmelten van bestaande samenwerkingsverbanden.
Zoveel verschillende IGS’en, zoveel verschillende werkcontexten
Diverse groep
Uit de omgevingsanalyses die door de IGS’en zelf werden opgemaakt, bleek duidelijk dat dit geen homogene groep is. De specifieke ligging, al dan niet nabijheid van grotere steden, de samenstelling van de bevolking in de regio, de bereikbaarheid … bepalen mee de specifieke noden en/of kansen voor de werking van het IGS.
De IGS-regio’s verschillen niet alleen in schaal, zowel qua deelnemende gemeenten, inwonersaantallen als het werkingsbudget dat daarmee in verhouding staat. Als we de vergelijking maken tussen inwonersaantal en oppervlakte per regio zien we nog meer verschil. Zo is De Zuidrand naar oppervlakte een heel kleine regio, ondanks een inwonersaantal dat schommelt rond het gemiddelde voor de groep. Cultuuroverleg 7 is het andere uiterste: het is de op één na grootste regio, maar met een inwonersaantal ver onder het gemiddelde van de overige IGS’en.
Vergrijzing
Een aantal andere parameters wijzen op algemeen gelijklopende trends, met regionale klemtonen. Vergrijzing is er zo eentje. Prognoses geven aan dat het aandeel 70-plussers tegen 2035 over heel Vlaanderen met 35% zal toenemen. In sommige regio’s ligt dit percentage nog een pak hoger en zal de impact van de vergrijzing nog duidelijker voelbaar zijn.
Armoede
De armoedecijfers liggen in de meeste regio’s onder het Vlaamse gemiddelde, mits een aantal uitzonderingen. Zo bijvoorbeeld scoren alle West-Vlaamse IGS’en hoger dan het Vlaamse gemiddelde op armoede bij ouderen. Toch is het een thema waar ze zo goed als allemaal op inzetten.
Diversiteit
Op vlak van diversiteit zijn de regionale verschillen nog meer uitgesproken: in Midden-Limburg ligt het aantal inwoners van vreemde herkomst op meer dan 35%, bij BIE en Ginter is dit lager dan 4 %.
Terwerkstellingsgraad
Wanneer we kijken naar de tewerkstellingsgraad, het aandeel langdurig werkzoekenden of het aantal alleenstaanden met of zonder kinderen, scoren de IGS’en gemiddeld beter dan Vlaanderen. Enkel op vlak van werkloosheid van laaggeschoolden scoren de IGS-regio’s slechter dan Vlaanderen (uitgezonderd Druivenstreek en Zuidrand).
Cultuuraanbod
Het cultuuraanbod op vlak van muziek, dans, theater, film en expo ligt voor de meeste regio’s lager dan het gemiddelde voor alle Vlaamse gemeenten. Het ontbreken van de grootsteden en grotere centrumsteden in de IGS-regio’s verklaart dit verschil.
Deze voorbeelden geven aan dat elke regio werkt binnen een unieke context, wat ook vraagt om maatwerk. Deze context in combinatie met het aanwezige culturele veld binnen de regio bepaalt de noden maar ook de opportuniteiten waarop het netwerk de komende jaren zal inzetten.
Gedeelde doelstellingen
Het feit dat de context waarin de IGS’en werken, verschilt, wil niet zeggen dat er geen gemeenschappelijke uitdagingen zijn. Een rode draad doorheen de 19 plannen is het verhogen van de cultuurparticipatie en cultuur toegankelijk maken voor een zo ruim mogelijke doelgroep. Ook de implementatie of verdere uitrol van de UITpas binnen de regio staat bij een 7-tal IGS’en met stip in de plannen. Daarnaast worden praktijkontwikkeling en netwerking én het (verder) uitbouwen van de eigen structuur en organisatie, strategisch het vaakst naar voor geschoven. Dat er onderling heel wat zal uitgewisseld worden en van elkaar kan geleerd worden rond deze werklijnen, spreekt voor zich.
Ook het opzetten van innoverende praktijken en experimenten in functie van het vinden van nieuwe antwoorden op bestaande vragen komt duidelijk aan bod. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het aanzwengelen van de aantrekkingskracht van het verenigingsleven, het vinden van bestuursvrijwilligers of nieuwe wegen vinden om de cultuurparticipatie van kansengroepen te laten groeien. Het inzetten op talentontwikkeling voor jonge kunstenaars en lokale jongeren vormt één van de hoofddoelstellingen bij een 4-tal IGS’en. Ook op de kleinere (deel)thema’s kunnen de IGS’en onderling clusteren en kan er onderlinge kruisbestuiving ontstaan.
Een rode draad doorheen de 19 plannen is het verhogen van de cultuurparticipatie en cultuur toegankelijk maken voor een zo ruim mogelijke doelgroep.
Gedeelde uitdagingen
Ook al ontstonden de meeste IGS’en uit bestaande samenwerkingen, de uitdagingen die zich stellen voor de nieuw opgestarte werkingen zijn niet gering en vragen een nieuwe aanpak.
Van actor naar regierol
Het nieuwe decreet legt uitdrukkelijk de nadruk op regierol van de nieuw opgestarte samenwerkingen. De aanpak van het IGS moet zich richten op het verbinden en faciliteren van netwerken van culturele actoren, bottom-up praktijken detecteren en ondersteunen en vernieuwende praktijken helpen verduurzamen. Een groot contrast dus met de rijke geschiedenis aan concrete projecten, producten en realisaties uit het verleden. De overgang van actor naar regierol zal zeker nog wat zoekwerk vragen, en mogelijk zelfs een impact hebben op het draagvlak voor de werking. Want hoe maak je voor lokale politici en burgers de meerwaarde van deze manier van werken zichtbaar?
Interne organisatie en structuur
Het spreekt voor zich dat het afstemming vraagt op vlak van interne organisatie en structuur wanneer verschillende deelwerkingen, die ook qua werkingsgebied niet steeds helemaal overlappen, samenkomen in één groot geheel. Hoe zullen de beslissingslijnen lopen, hoeveel en welke advies- en werkgroepen zijn nodig, hoe en met wie wordt gecommuniceerd … Het zijn vragen die zijn gesteld in aanloop naar de opmaak van de cultuurnota, maar die ook nog in de praktijk beantwoord moeten worden. Ook de vraag of deelwerkingen, met een eigen merkidentiteit, moeten opgaan in een nieuw te ontwikkelen merknaam voor het IGS, dan wel als bestaande deelwerking gepromoot blijven worden, is aan de orde bij verschillende IGS’en. Het is nu al duidelijk dat de structuren zoals we ze vandaag kennen op korte termijn grote evoluties zullen doormaken.
De aanpak van het IGS moet zich richten op het verbinden en faciliteren van netwerken van culturele actoren, bottom-up praktijken detecteren en ondersteunen en vernieuwende praktijken helpen verduurzamen.
Transversaal, het nieuwe normaal?
De culturele netwerken verbinden en versterken de culturele actoren in hun regio én bouwen bruggen naar andere domeinen. Hoewel de expertise en de ervaring om met andere beleidsdomeinen dan cultuur in verbinding te gaan, verschillend is, zien we dat er bij alle 19 IGS’en plannen klaar liggen om samen te werken met spelers buiten het culturele veld.
Het decreet op de Bovenlokale Cultuurwerking verplicht samenwerkingen met andere beleidsdomeinen dan cultuur dan misschien niet, maar in de meeste regio’s kijkt men graag over het muurtje naar andere beleidsdomeinen. Cultuur is verbinder, motor van innovatie en nieuwe samenwerkingen. De IGS’en worden zeker en vast een bondgenoot van een rijk palet aan spelers en actoren in de komende jaren.
We zien een aantal sectoren vaak terugkomen. Het onderwijs, toerisme en verenigingen uit de armoedesector worden door een meerderheid van de IGS’en aangeduid als mogelijke partners. Maar dit is slechts het topje van de ijsberg. Binnen welzijn zijn er heel wat spelers die in het vizier komen, van woonzorgcentra over jeugdhulpverlening tot gevangenissen.
Regio’s met een meer diverse samenstelling van de bevolking zullen zich ook richten tot verenigingen van mensen met migratie-achtergrond, enkelen geven asielcentra op als potentiële partner binnen de werking in de komende jaren. De pijlen van deze culturele netwerken richten zich dus in de eerste plaats op de meer zachtere sectoren en spelen in op de maatschappelijke diversiteit. Maar er zijn ook samenwerkingen die de lokale bedrijfswereld en de sociale economie als partner binnen hun geplande activiteiten vermelden.
Ook innovatie en duurzaamheid zijn belangrijk. Een kleine helft van de IGS’en wil de komende jaren aan de slag met medialabs of natuurverenigingen, ongeveer een derde plant activiteiten met de transitiebeweging of met sport.
Het decreet op de Bovenlokale Cultuurwerking verplicht samenwerkingen met andere beleidsdomeinen dan cultuur dan misschien niet, maar in de meeste regio’s kijkt men graag over het muurtje naar andere beleidsdomeinen.
Najaar 2020
De vertraging van het openbare leven van afgelopen voorjaar, heeft uiteraard ook de opstart van de IGS’en getekend. Wat een startjaar moest worden vol goesting en grote plannen, viel grotendeels stil of werd vertraagd. Lopende en geplande aanwervingsprocedures werden onderbroken of uitgesteld, opstart van werkgroepen, kennismakingsrondes, eerste dienstverlening … alles werd uitgesteld of diende digitaal herdacht te worden.
Niet makkelijk voor organisaties in opstart. Een netwerk en zichtbaarheid uitbouwen als je geen echte contacten mag hebben is niet makkelijk. Maar ondanks de nodige vertraging werkte men door en ondertussen is er in 18 van de 19 regio’s een coördinator gestart. Uit de eerste contacten van het steunpunt met de regiocoördinatoren komen we mensen tegen met straffe cv’s en behoorlijk wat ervaring. In de meeste regio’s is de eerste uitdaging nu om de planning 2020 en de daaropvolgende jaren aan te passen en bij te sturen zodat er coronaproof een relevante werking kan worden uitgebouwd.
OP/TIL en de IGS’en, samen sterker
OP/TIL wil culturele actoren binnen een bovenlokale context verbinden en inspireren. En daarmee overlappen we uiteraard met de missie van deze 19 samenwerkingsverbanden. We zien onze onderlinge verhouding dan ook als een aanvulling op en een versterking van elkaars werking.
De 19 culturele netwerken vormen samen met OP/TIL een lerend netwerk, waar intervisie, inspiratie, vorming van nieuwe coördinatoren centraal staat. OP/TIL behoudt een helikopterzicht terwijl de 19 IGS’en veel meer verankerd zijn binnen hun regio. 4 consulenten van OP/TIL volgen ook meer in de diepte de werking van het IGS op. Zo worden met de consulenten onderlinge afspraken gemaakt, ondermeer over de rolverdeling bij het opsporen en ondersteunen van projectdossiers.
Cultuur verbindt én verlegt grenzen
19 culturele netwerken, met unieke kenmerken en met een pak gedeelde uitdagingen. Evenzovele enthousiaste coördinatoren die opstarten en exploreren. Vaak timmeren ze verder aan de weg. Uit de cultuurnota’s komen ook nieuwe klemtonen en ambitieuze uitdagingen naar voor. Daarbovenop zullen zich in de loop van de volgende jaren vele kansen aandienen, misschien worden mogelijke voorziene pistes verlaten.
OP/TIL kijkt uit naar de uitkomst van deze ambities, naar de nieuwe kansen om te participeren aan cultuur, naar de nieuwe manieren om specifieke doelgroepen te bereiken en de boeiende experimenten om samen te werken met andere beleidsdomeinen.
Meer info over deze gegevens?
Contacteer Benedikte De Vos van OP/TIL.