intergemeentelijk

Wat is het effect van een traject Culturele Hoofdstad op een cultuurregio?

Tekst / Bart Noels

In 2030 zal één Belgische stad de titel krijgen van Europese Culturele Hoofdstad, oftewel ‘European Capital of Culture’ (ECOC). Leuven en de regio Oost-Brabant zijn kandidaat, net als Molenbeek en Namen. De steden Kortrijk, Brugge en Gent werden helaas niet weerhouden na de eerste fase van de bidprocedure. OP/TIL volgde deze eerste fase van nabij op. We stelden ons de vraag wat het effect is van een dergelijk traject op de regio, en specifiek op regionale culturele samenwerking?

De spanning was te snijden op 24 oktober jongstleden. In hartje Brussel, in het auditorium van de Koninklijke Bibliotheek, waren alle kandidaten present én in volle verwachting: konden ze door of niet naar de tweede fase van de bidprocedure? De jury had in een paar dagen de dossiers van de Belgische steden beoordeeld en presenteerde die 24ste oktober haar beslissing. Drie steden mogen door naar de volgende selectiefase.

Ontgoocheling en vreugde

Groot was de ontgoocheling bij Kortrijk, Brugge en Gent. Gedurende jaren hadden ze een traject gevoerd in stad en regio, getrokken door stedelijke cultuurdiensten, ondersteund door curatoren, klankbordgroepen, consultants en artistieke teams. Het resulteerde in elke stad in een fraai uitgegeven publicatie. 

Maar het mocht niet zijn voor de West- en Oost-Vlaamse centrumsteden. We wachten nog op het juryverslag om te horen waarom de ene stad door mocht, de andere niet. Dat verslag wordt eind november bekend gemaakt.

Leuven kon met haar bidbook de jury overtuigen. In de tweede ronde horen de overblijvende kandidaten – Leuven, Molenbeek en Namur – volgend jaar een uitgebreid bidbook in te dienen, waarin het artistieke programma voor 2030 verder is uitgewerkt.

Wat blijft over van de regiodynamiek?

OP/TIL wil de effecten van deze diverse kandidaturen op de relatie tussen de stad en de regio in kaart te brengen. Het onderzoek is een combinatie van desk research met groepsgesprekken, observatie en deelname aan bijeenkomsten. Vanzelfsprekend observeren we niet enkel de kandidaat-stad, maar vooral ook de omliggende regio. Leuven en haar regio blijft de komende maanden in onze focus, maar ook Brugge, Gent en Kortrijk blijven interessant. Want wat resteert nu van de ontwikkelde regiodynamiek bij deze steden?

De vier steden – Leuven, Kortrijk, Gent en Brugge – hebben elk een unieke regionale context. Kortrijk heeft een sterke traditie in intergemeentelijke samenwerking, terwijl Brugge en Leuven parallel aan hun ECOC-trajecten werken aan meer samenwerking tussen gemeenten. Gent heeft iets minder ervaring met regionale samenwerking, maar ontwikkelde tijdens het traject heel wat intenties om dat te kantelen en voerde het gesprek met de omliggende gemeenten om projecten uit te werken.

De ECOC-trajecten van de vier Vlaamse steden vertonen veel overeenkomsten. Ze werken met ambassadeursgroepen, technisch-ambtelijke teams en artistieke teams. Participatieve trajecten, bijeenkomsten en toonmomenten zijn ook gemeenschappelijke elementen. Elke stad maakt gebruik van zowel interne als externe expertise bij het opstellen van hun bidbook.

De voordelen van de ECOC-kandidatuur zijn volgens zowel de regio’s als de steden vergelijkbaar: meer exposure, een groter publieksbereik, internationale bekendheid, economische voordelen en de mogelijkheid om structurele samenwerking te verduurzamen.

ECOC voedt IGS en omgekeerd

In Brugge worden samenwerkingskansen verkend die in de toekomst kunnen leiden tot een intergemeentelijk samenwerkingsverband cultuur. In Leuven is het ECOC-traject sterk gericht op de regio, zowel in het inhoudelijk verhaal als in concrete projecten. Tegelijkertijd loopt er een uitgebreid traject rond intergemeentelijke samenwerking (IGS) in de regio, wat kan leiden tot een aanvraagdossier voor een IGS.

Gent is door het ECOC-dossier actiever geworden op regionaal vlak. De referentieregio Gent is zeer ruim en er zijn al verschillende IGS-en actief. De stad heeft geen traditie in intergemeentelijke samenwerking, maar definieerde in aanloop naar de ECOC-kandidatuur heel wat beloftevolle regionale artistieke sporen. 

Kortrijk is daarentegen actief in vele intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, vaak als trekker. Er is ook een grensoverschrijdend samenwerkingsverband, de Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai, met een culturele component. Deze regionale context werd uitgebreid meegenomen in het bidbook. Maar een geschiedenis van samenwerking leidt niet automatisch tot draagvlak. Het was boeiend om vast te stellen dat je ook in een regio met een decennialange samenwerkingstraditie evengoed de boer op moet met je verhaal en moet knokken om aandacht. 

Succesfactoren

Tijdens de eerste fase van het onderzoek werden verschillende succesfactoren voor intergemeentelijke samenwerking geïdentificeerd. Enthousiasme en politiek vertrouwen blijken cruciaal te zijn, evenals de schaal en capaciteit van lokale besturen. Een inhoudelijk verhaal met meerwaarde voor zowel de stad als de omliggende gemeenten is wervender dan een puur bestuursmatige aanpak. 

De traditie van samenwerking is bij drie van de vier steden beperkt, maar nieuwe samenwerking kan juist voor meer dynamiek zorgen. De kwaliteit van het trekkerschap van een centrumstad en de sociale en netwerkvaardigheden van een ambtelijk trekker zijn eveneens van groot belang.

Of deze factoren meegespeeld hebben bij de beoordeling van de bidbooks betwijfelen we. Of beter: dat weten we niet. Zoals gezegd wordt het juryverslag eind november bekend gemaakt. We zijn alvast benieuwd welke opmerkingen er al dan niet in staan over regionale samenwerking.

Wat nu?

De eerste bevindingen tonen aan dat de kandidatuur voor Europese Culturele Hoofdstad best wat effecten heeft op de intentie tot samenwerken tussen steden en hun regio’s. De volgende stappen in het onderzoek zullen zich richten op het verder uitwerken van deze bevindingen en het ontwikkelen van concrete aanbevelingen voor toekomstige samenwerkingsverbanden. Daarbij volgen we Leuven op, maar gaan we ook langs in Gent, Brugge en Kortrijk om te zien of er een blijvende klik is in de regionale culturele samenwerking.

Contact

Bart Noels

Onderzoeker & facilitator regiowerking en Europese culturele hoofdsteden

bart@cultuuroptil.be




Succesfactoren voor regionale samenwerking

  • Mensen zijn wervender dan structuren; oprecht enthousiasme is een belangrijke factor.
  • Politiek vertrouwen is essentieel om ambtelijk voortgang te kunnen maken.
  • De schaal van een lokaal bestuur is bepalend voor deelname aan samenwerking; de capaciteit van kleine besturen is zelfs daarvoor beperkt.
  • Een inhoudelijk verhaal met meerwaarden voor stad en omliggende gemeenten is wervender dan een bestuursmatige aanpak, maar om duurzaam te werken moet je ook bestuursmatig kunnen borgen.
  • De traditie in samenwerken is bij drie van de vier steden relatief beperkt, maar nieuwe samenwerking kan fris zijn en meer dynamiek genereren.
  • De kwaliteit en gevoeligheid van het trekkerschap van een centrumstad is cruciaal.
  • De sociale en netwerkvaardigheden van een ambtelijk trekker met marge en handelingsruimte zijn essentieel, net als terreinkennis en ervaring.
  • De schaal om regionaal te werken is niet in één format te vangen; denk aan de compacte regio Brugge versus de uitgebreide regio Oost-Brabant.

Grensverleggende to do's & verhalen in je mailbox? Schrijf je in voor 1 of 2 nieuwsbrieven.